tenteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tenteer | tenteerde | heb getenteerd |
jij, je, u | tenteert | tenteerde | hebt getenteerd |
hij, zij, het | tenteert | tenteerde | heeft getenteerd |
wij | tenteren | tenteerden | hebben getenteerd |
jullie | tenteren | tenteerden | hebben getenteerd |
zij, ze | tenteren | tenteerden | hebben getenteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Tenteren with some of the pronouns.
- Ik tenteer regelmatig op mijn gitaar.
- Jij tenteert vaak nieuwe recepten uit.
- Hij tenteert altijd zijn geluk bij het kaartspel.
- Wij tenteeren graag verschillende sporten.
- Zij tenteeren elke zomer op de camping.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Tenteren with some of the pronouns.
- Vroeger tenteerde ik veel in de bergen.
- Toen ik jong was, tenteerde jij altijd nieuwe hobby's.
- Hij tenteerde regelmatig op feestjes tot laat in de nacht.
- Wij tenteerden vroeger samen in hetzelfde team.
- Als kind tenteerden zij altijd verstoppertje in de tuin.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Tenteren with some of the pronouns.
- Ik heb getenteerd op het examen en een hoge score behaald.
- Jij hebt al meerdere keren getenteerd om te stoppen met roken.
- Hij heeft gisteravond getenteerd om naar de bioscoop te gaan.
- Wij hebben vorige week getenteerd om een nieuwe auto te kopen.
- Zij hebben onlangs getenteerd om te emigreren naar een ander land.