petrificeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | petrificeer | petrificeerde | ben gepetrificeerd |
jij, je, u | petrificeert | petrificeerde | bent gepetrificeerd |
hij, zij, het | petrificeert | petrificeerde | is gepetrificeerd |
wij | petrificeren | petrificeerden | zijn gepetrificeerd |
jullie | petrificeren | petrificeerden | zijn gepetrificeerd |
zij, ze | petrificeren | petrificeerden | zijn gepetrificeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Petrificeren with some of the pronouns.
- Ik petrificeer de beeldhouwwerken.
- Jij petrificeert de tuinornamenten.
- Hij/Zij petrificeert de standbeelden.
- Wij petrificeren de sculpturen.
- Zij petrificeren de architectonische elementen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Petrificeren with some of the pronouns.
- Vroeger petrificeerde ik de beeldhouwwerken.
- Vroeger petrificeerde jij de tuinornamenten.
- Vroeger petrificeerde hij/zij de standbeelden.
- Vroeger petrificeerden wij de sculpturen.
- Vroeger petrificeerden zij de architectonische elementen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Petrificeren with some of the pronouns.
- Ik heb de beeldhouwwerken gepetrificeerd.
- Jij hebt de tuinornamenten gepetrificeerd.
- Hij/Zij heeft de standbeelden gepetrificeerd.
- Wij hebben de sculpturen gepetrificeerd.
- Zij hebben de architectonische elementen gepetrificeerd.