uitbikken

Conjugations List of Uitbikken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbik uitbikte uitheb uitgebikt
jij, je, ubikt uitbikte uithebt uitgebikt
hij, zij, hetbikt uitbikte uitheeft uitgebikt
wijbikken uitbikten uithebben uitgebikt
julliebikken uitbikten uithebben uitgebikt
zij, zebikken uitbikten uithebben uitgebikt

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitbikken with some of the pronouns.

  • Ik bik uit de schaal.
  • Jij bikt uit je eten.
  • Hij/Zij/Het bikt uit zijn/haar bord.
  • Wij bikken uit de pan.
  • Jullie bikken uit de lunchbox.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitbikken with some of the pronouns.

  • Ik bikte uit de schaal.
  • Jij bikte uit je eten.
  • Hij/Zij/Het bikte uit zijn/haar bord.
  • Wij bikten uit de pan.
  • Jullie bikten uit de lunchbox.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitbikken with some of the pronouns.

  • Ik heb uitgebikt uit de schaal.
  • Jij hebt uitgebikt uit je eten.
  • Hij/Zij/Het heeft uitgebikt uit zijn/haar bord.
  • Wij hebben uitgebikt uit de pan.
  • Jullie hebben uitgebikt uit de lunchbox.