flexibiliseren

Conjugations List of Flexibiliseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikflexibiliseerflexibiliseerdeheb geflexibiliseerd
jij, je, uflexibiliseertflexibiliseerdehebt geflexibiliseerd
hij, zij, hetflexibiliseertflexibiliseerdeheeft geflexibiliseerd
wijflexibiliserenflexibiliseerdenhebben geflexibiliseerd
jullieflexibiliserenflexibiliseerdenhebben geflexibiliseerd
zij, zeflexibiliserenflexibiliseerdenhebben geflexibiliseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Flexibiliseren with some of the pronouns.

  • Ik flexibiliseer mijn werktijden.
  • Jij flexibiliseert je aanpak.
  • Hij/Zij/Het flexibiliseert de regels.
  • Wij flexibiliseren het curriculum.
  • Zij flexibiliseren de arbeidsvoorwaarden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Flexibiliseren with some of the pronouns.

  • Ik flexibiliseerde mijn werktijden vroeger.
  • Jij flexibiliseerde je aanpak toen.
  • Hij/Zij/Het flexibiliseerde de regels in het verleden.
  • Wij flexibiliseerden het curriculum eerder.
  • Zij flexibiliseerden de arbeidsvoorwaarden lang geleden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Flexibiliseren with some of the pronouns.

  • Ik heb geflexibiliseerd in mijn werktijden.
  • Jij hebt je aanpak geflexibiliseerd.
  • Hij/Zij/Het heeft de regels geflexibiliseerd.
  • Wij hebben het curriculum geflexibiliseerd.
  • Zij hebben de arbeidsvoorwaarden geflexibiliseerd.