dwepen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | dweep | dweepte | heb gedweept |
jij, je, u | dweept | dweepte | hebt gedweept |
hij, zij, het | dweept | dweepte | heeft gedweept |
wij | dwepen | dweepten | hebben gedweept |
jullie | dwepen | dweepten | hebben gedweept |
zij, ze | dwepen | dweepten | hebben gedweept |
PresensBeta
Example presens sentences for Dwepen with some of the pronouns.
- Ik dweep met de schoonheid van de natuur.
- Jij dweept met je favoriete zanger.
- Hij/Zij dweept met zijn/haar succes op het werk.
- Wij dweepten met de romantiek van de oude stad.
- Zij dweepten met de spanning van de thriller.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Dwepen with some of the pronouns.
- Ik dweepte met mijn idool toen ik jong was.
- Jij dweepte met de romantische films uit die tijd.
- Hij/Zij dweepte met de idealen van de politieke beweging.
- Wij dweepten met de muziek van de jaren '80.
- Zij dweepten met de avonturen van hun favoriete boekenheld.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Dwepen with some of the pronouns.
- Ik heb gedweept met de kunsttentoonstelling.
- Jij hebt gedweept met de smaken van de lokale keuken.
- Hij/Zij heeft gedweept met het uitzicht vanaf de bergtop.
- Wij hebben gedweept met de overwinning van ons team.
- Zij hebben gedweept met de vrijheid van het reizen.