bebroeden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bebroed | bebroedde | heb bebroed |
jij, je, u | bebroedt | bebroedde | hebt bebroed |
hij, zij, het | bebroedt | bebroedde | heeft bebroed |
wij | bebroeden | bebroedden | hebben bebroed |
jullie | bebroeden | bebroedden | hebben bebroed |
zij, ze | bebroeden | bebroedden | hebben bebroed |
PresensBeta
Example presens sentences for Bebroeden with some of the pronouns.
- Ik bebroed een plan voor een nieuw project.
- Jij bebroedt de eieren in de broedmachine.
- Hij/Zij bebroedt al maandenlang een idee voor een boek.
- Wij bebroeden een strategie om de markt te veroveren.
- Jullie bebroeden een geheim plan.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bebroeden with some of the pronouns.
- Ik bebroedde vroeger vaak ideeën, maar ze leidden zelden tot iets concreets.
- Jij bebroedde de eieren geduldig, in afwachting van het moment van uitkomst.
- Hij/Zij bebroedde het geheim in stilte, zonder het met iemand te delen.
- Wij bebroedden het plan tijdens onze vergaderingen, maar het was moeilijk om consensus te bereiken.
- Jullie bebroedden jarenlang een ingenieus plan, maar het werd nooit uitgevoerd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bebroeden with some of the pronouns.
- Ik heb het idee langdurig bebroed voordat ik het uitvoerde.
- Jij hebt de eieren succesvol bebroed en nu zijn ze uitgekomen.
- Hij/Zij heeft het project zorgvuldig bebroed en het is nu klaar voor implementatie.
- Wij hebben de plannen grondig bebroed voordat we ze presenteerden.
- Jullie hebben het concept intensief bebroed en nu is het een succes.