afdruppelen

Conjugations List of Afdruppelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdruppel afdruppelde afben afgedruppeld
jij, je, udruppelt afdruppelde afbent afgedruppeld
hij, zij, hetdruppelt afdruppelde afis afgedruppeld
wijdruppelen afdruppelden afzijn afgedruppeld
julliedruppelen afdruppelden afzijn afgedruppeld
zij, zedruppelen afdruppelden afzijn afgedruppeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Afdruppelen with some of the pronouns.

  • Ik druppel af naar huis na het werk.
  • Jij druppelt af van de regen.
  • Hij/Zij druppelt af van het toneel na zijn/haar optreden.
  • Wij druppelen af uit het pretpark om de drukte te vermijden.
  • Zij druppelen af van de vergadering omdat ze andere verplichtingen hebben.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afdruppelen with some of the pronouns.

  • Ik druppelde af naar huis terwijl het begon te regenen.
  • Jij druppelde af voordat de les was afgelopen.
  • Hij/Zij druppelde af nadat hij/zij ruzie had gehad met zijn/haar collega.
  • Wij druppelden af terwijl de zon onderging.
  • Zij druppelden af toen ze merkten dat ze de verkeerde weg waren ingeslagen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afdruppelen with some of the pronouns.

  • Ik ben afgedruppeld nadat ik mijn taken had voltooid.
  • Jij bent afgedruppeld zodra de film was afgelopen.
  • Hij/Zij is afgedruppeld toen hij/zij zag dat er geen eten meer over was.
  • Wij zijn afgedruppeld nadat we afscheid hadden genomen van onze vrienden.
  • Zij zijn afgedruppeld toen de winkel gesloten werd.