uitbrokkelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | brokkel uit | brokkelde uit | heb uitgebrokkeld |
jij, je, u | brokkelt uit | brokkelde uit | hebt uitgebrokkeld |
hij, zij, het | brokkelt uit | brokkelde uit | heeft uitgebrokkeld |
wij | brokkelen uit | brokkelden uit | hebben uitgebrokkeld |
jullie | brokkelen uit | brokkelden uit | hebben uitgebrokkeld |
zij, ze | brokkelen uit | brokkelden uit | hebben uitgebrokkeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitbrokkelen with some of the pronouns.
- Ik brokkel uit tijdens de presentatie.
- Jij brokkelt uit als je nerveus bent.
- Hij brokkelt uit wanneer hij onder druk staat.
- Zij brokkelt uit over haar problemen.
- Wij brokkelen uit na een lange werkdag.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitbrokkelen with some of the pronouns.
- Ik brokkelde uit tijdens de presentatie.
- Jij brokkelde uit toen je nerveus was.
- Hij brokkelde uit toen hij onder druk stond.
- Zij brokkelde uit over haar problemen.
- Wij brokkelden uit na een lange werkdag.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitbrokkelen with some of the pronouns.
- Ik ben uitgebrokkeld tijdens de presentatie.
- Jij bent uitgebrokkeld toen je nerveus was.
- Hij is uitgebrokkeld toen hij onder druk stond.
- Zij is uitgebrokkeld over haar problemen.
- Wij zijn uitgebrokkeld na een lange werkdag.