onderbetalen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | onderbetaal | onderbetaalde | heb onderbetaald |
jij, je, u | onderbetaalt | onderbetaalde | hebt onderbetaald |
hij, zij, het | onderbetaalt | onderbetaalde | heeft onderbetaald |
wij | onderbetalen | onderbetaalden | hebben onderbetaald |
jullie | onderbetalen | onderbetaalden | hebben onderbetaald |
zij, ze | onderbetalen | onderbetaalden | hebben onderbetaald |
PresensBeta
Example presens sentences for Onderbetalen with some of the pronouns.
- Ik onderbetaal de werknemers.
- Jij onderbetaalt de werknemers.
- Hij/Zij onderbetaalt de werknemers.
- Wij onderbetalen de werknemers.
- Zij onderbetalen de werknemers.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Onderbetalen with some of the pronouns.
- Ik onderbetaalde de werknemers.
- Jij onderbetaalde de werknemers.
- Hij/Zij onderbetaalde de werknemers.
- Wij onderbetaalden de werknemers.
- Zij onderbetaalden de werknemers.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Onderbetalen with some of the pronouns.
- Ik heb de werknemers onderbetaald.
- Jij hebt de werknemers onderbetaald.
- Hij/Zij heeft de werknemers onderbetaald.
- Wij hebben de werknemers onderbetaald.
- Zij hebben de werknemers onderbetaald.