voeteren

Conjugations List of Voeteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvoeteervoeteerdeheb gevoeteerd
jij, je, uvoeteertvoeteerdehebt gevoeteerd
hij, zij, hetvoeteertvoeteerdeheeft gevoeteerd
wijvoeterenvoeteerdenhebben gevoeteerd
jullievoeterenvoeteerdenhebben gevoeteerd
zij, zevoeterenvoeteerdenhebben gevoeteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Voeteren with some of the pronouns.

  • Ik voeder mijn huisdier elke dag.
  • Jij voedert de vogels in de tuin.
  • Hij voedert de koeien op de boerderij.
  • Wij voederen de konijnen in het hok.
  • Zij voederen de eenden in het park.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Voeteren with some of the pronouns.

  • Vroeger voederde ik mijn huisdier elke avond.
  • Toen jij klein was, voederde je altijd de vogels.
  • Hij voederde vroeger de koeien op de oude boerderij.
  • Wij voederden de konijnen vaak in het oude hok.
  • Zij voederden de eenden regelmatig in het oude park.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Voeteren with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn huisdier vanochtend gevoederd.
  • Jij hebt de vogels gisteren gevoederd.
  • Hij heeft de koeien vorige week gevoederd.
  • Wij hebben de konijnen net gevoederd.
  • Zij hebben de eenden al gevoederd.