propageren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | propageer | propageerde | heb gepropageerd |
jij, je, u | propageert | propageerde | hebt gepropageerd |
hij, zij, het | propageert | propageerde | heeft gepropageerd |
wij | propageren | propageerden | hebben gepropageerd |
jullie | propageren | propageerden | hebben gepropageerd |
zij, ze | propageren | propageerden | hebben gepropageerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Propageren with some of the pronouns.
- Ik propageer een gezonde levensstijl.
- Jij propageert duurzaamheid.
- Hij/Zij/Het propageert gelijkheid.
- Wij propageren sociale rechtvaardigheid.
- Jullie propageren culturele diversiteit.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Propageren with some of the pronouns.
- Vroeger propageerde ik gezond eten.
- Toen was jij bezig met het propageren van milieubescherming.
- Hij/Zij/Het propageerde altijd eerlijkheid.
- Wij propageerden vroeger vrijheid van meningsuiting.
- Jullie propageerden toen gelijke kansen voor iedereen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Propageren with some of the pronouns.
- Ik heb het idee van gelijkheid gepropageerd.
- Jij hebt duurzame energiebronnen gepropageerd.
- Hij/Zij/Het heeft de boodschap van vrede gepropageerd.
- Wij hebben mensenrechten gepropageerd.
- Jullie hebben de waarden van tolerantie gepropageerd.