clusteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | cluster | clusterde | heb geclusterd |
jij, je, u | clustert | clusterde | hebt geclusterd |
hij, zij, het | clustert | clusterde | heeft geclusterd |
wij | clusteren | clusterden | hebben geclusterd |
jullie | clusteren | clusterden | hebben geclusterd |
zij, ze | clusteren | clusterden | hebben geclusterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Clusteren with some of the pronouns.
- Ik cluster nu de gegevens voor het rapport.
- Jij cluster[t] de woorden op basis van hun betekenis.
- Hij/Zij cluster[t] de informatie in verschillende categorieën.
- Wij clusteren de afbeeldingen volgens hun kleurpatroon.
- Zij clusteren de klantgegevens voor de marketingcampagne.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Clusteren with some of the pronouns.
- Ik clust[er]de de gegevens voor het rapport.
- Jij clust[er]de de woorden op basis van hun betekenis.
- Hij/Zij clust[er]de de informatie in verschillende categorieën.
- Wij clust[er]den de afbeeldingen volgens hun kleurpatroon.
- Zij clust[er]den de klantgegevens voor de marketingcampagne.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Clusteren with some of the pronouns.
- Ik heb de gegevens voor het rapport geclustert.
- Jij hebt de woorden op basis van hun betekenis geclustert.
- Hij/Zij heeft de informatie in verschillende categorieën geclustert.
- Wij hebben de afbeeldingen volgens hun kleurpatroon geclustert.
- Zij hebben de klantgegevens voor de marketingcampagne geclustert.