uitschiften

Conjugations List of Uitschiften.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschift uitschiftte uitheb uitgeschift
jij, je, uschift uitschiftte uithebt uitgeschift
hij, zij, hetschift uitschiftte uitheeft uitgeschift
wijschiften uitschiftten uithebben uitgeschift
jullieschiften uitschiftten uithebben uitgeschift
zij, zeschiften uitschiftten uithebben uitgeschift

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitschiften with some of the pronouns.

  • Ik schift uit elke dag.
  • Jij schift uit tijdens de les.
  • Hij/Zij het schift uit in de keuken.
  • Wij schiften uit voor het feest.
  • Jullie schiften uit op het strand.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitschiften with some of the pronouns.

  • Ik schiftte uit toen ik jong was.
  • Jij schiftte uit terwijl je aan het studeren was.
  • Hij/Zij schiftte uit tijdens de vakantie.
  • Wij schiftten uit op zondagochtend.
  • Jullie schiftten uit in de winter.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitschiften with some of the pronouns.

  • Ik heb uitgeschift gisteren.
  • Jij hebt uitgeschift vorige week.
  • Hij/Zij heeft uitgeschift op vakantie.
  • Wij hebben uitgeschift tijdens het evenement.
  • Jullie hebben uitgeschift in de stad.