achteromlopen

Conjugations List of Achteromlopen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikloop achteromliep achteromben achteromgelopen
jij, je, uloopt achteromliep achterombent achteromgelopen
hij, zij, hetloopt achteromliep achteromis achteromgelopen
wijlopen achteromliepen achteromzijn achteromgelopen
jullielopen achteromliepen achteromzijn achteromgelopen
zij, zelopen achteromliepen achteromzijn achteromgelopen

Presens
Beta

Example presens sentences for Achteromlopen with some of the pronouns.

  • Ik loop achterom naar de tuin.
  • Jij loopt achterom om de post te halen.
  • Hij loopt altijd achterom als hij thuiskomt.
  • Zij loopt achterom om haar buurvrouw te bezoeken.
  • Wij lopen achterom om de hond uit te laten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Achteromlopen with some of the pronouns.

  • Toen ik thuiskwam, liep ik achterom.
  • Vroeger liepen we altijd achterom bij oma.
  • Gisteren liep jij achterom om de planten water te geven.
  • Hij liep achterom terwijl het regende.
  • Zij liep achterom en zag een kat in de tuin.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Achteromlopen with some of the pronouns.

  • Ik ben achteromgelopen om de sleutel te zoeken.
  • Jij bent achteromgelopen om de buren te begroeten.
  • Hij is achteromgelopen om de afvalbakken buiten te zetten.
  • Zij is achteromgelopen om de was op te hangen.
  • Wij zijn achteromgelopen om de boodschappen in de schuur te zetten.