rondfladderen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | fladder rond | fladderde rond | heb rondgefladderd |
jij, je, u | fladdert rond | fladderde rond | hebt rondgefladderd |
hij, zij, het | fladdert rond | fladderde rond | heeft rondgefladderd |
wij | fladderen rond | fladderden rond | hebben rondgefladderd |
jullie | fladderen rond | fladderden rond | hebben rondgefladderd |
zij, ze | fladderen rond | fladderden rond | hebben rondgefladderd |
PresensBeta
Example presens sentences for Rondfladderen with some of the pronouns.
- Vogels rondfladderen door de lucht.
- Ik zie vlinders rondfladderen in de tuin.
- De bladeren van de boom rondfladderen in de wind.
- Kleine insecten rondfladderen rond de bloemen.
- De vleermuizen rondfladderen 's nachts.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Rondfladderen with some of the pronouns.
- Vroeger rondfladderden vogels door de lucht.
- Toen ik klein was, rondfladderde ik als een vlinder in de tuin.
- De bladeren van de boom rondfladderden in de wind tijdens de storm.
- Kleine insecten rondfladderden altijd rond de bloemen in de zomer.
- In het verleden rondfladderden de vleermuizen 's nachts overal.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Rondfladderen with some of the pronouns.
- De vogels hebben rondgefladderd door de lucht.
- Ik heb vlinders zien rondfladderen in de tuin.
- De bladeren van de boom zijn rondgefladderd in de wind.
- Kleine insecten hebben rondgefladderd rond de bloemen.
- De vleermuizen hebben rondgefladderd 's nachts.