jakken

Conjugations List of Jakken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikjakjakteheb gejakt
jij, je, ujaktjaktehebt gejakt
hij, zij, hetjaktjakteheeft gejakt
wijjakkenjaktenhebben gejakt
julliejakkenjaktenhebben gejakt
zij, zejakkenjaktenhebben gejakt

Presens

Example presens sentences for Jakken with some of the pronouns.

  • Ik jak
  • Jij jakt
  • Hij jakt
  • Wij jakken
  • Zij jakken

Perfectum

Example perfectum sentences for Jakken with some of the pronouns.

  • Ik heb gejakt
  • Jij hebt gejakt
  • Hij heeft gejakt