rebelleren

Conjugations List of Rebelleren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrebelleerrebelleerdeheb gerebelleerd
jij, je, urebelleertrebelleerdehebt gerebelleerd
hij, zij, hetrebelleertrebelleerdeheeft gerebelleerd
wijrebellerenrebelleerdenhebben gerebelleerd
jullierebellerenrebelleerdenhebben gerebelleerd
zij, zerebellerenrebelleerdenhebben gerebelleerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Rebelleren with some of the pronouns.

  • Ik rebelleer tegen onrechtvaardigheid.
  • Jij rebelleert met passie en overtuiging.
  • Hij/Zij rebelleert tegen de heersende normen.
  • Wij rebelleren voor verandering.
  • Zij rebelleren tegen de autoriteit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Rebelleren with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, rebelleerde ik vaak tegen mijn ouders.
  • Jij rebelleerde altijd tegen de regels op school.
  • Hij/Zij rebelleerde in de jaren '60 tijdens de protesten.
  • Wij rebelleerden samen als een sterke eenheid.
  • Zij rebelleerden consequent tegen het systeem.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Rebelleren with some of the pronouns.

  • Ik heb gerebelleerd tijdens de protestmars.
  • Jij bent al eerder gerebelleerd tegen deze regering.
  • Hij/Zij heeft de rebellie gesteund.
  • Wij zijn deel geweest van de rebellerende beweging.
  • Zij hebben vorig jaar gerebelleerd tegen het beleid.