indrijven

Conjugations List of Indrijven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdrijf indreef inheb ingedreven
jij, je, udrijft indreef inhebt ingedreven
hij, zij, hetdrijft indreef inheeft ingedreven
wijdrijven indreven inhebben ingedreven
julliedrijven indreven inhebben ingedreven
zij, zedrijven indreven inhebben ingedreven