wassen

Conjugations List of Wassen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwaswasteheb gewassen
jij, je, uwastwastehebt gewassen
hij, zij, hetwastwasteheeft gewassen
wijwassenwastenhebben gewassen
julliewassenwastenhebben gewassen
zij, zewassenwastenhebben gewassen

Presens
Beta

Example presens sentences for Wassen with some of the pronouns.

  • Ik was mijn handen voor het eten.
  • Jij wast je haren elke dag.
  • Hij wast de auto op zaterdag.
  • Zij wast de kleren in de wasmachine.
  • We wassen de afwas na het eten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wassen with some of the pronouns.

  • Ik waste mijn handen voor het eten.
  • Jij waste je haren vroeger elke dag.
  • Hij waste de auto elke week.
  • Zij waste de kleren met de hand.
  • We wasten de afwas altijd na het eten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wassen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn handen gewassen voor het eten.
  • Jij hebt je haren gewassen vandaag.
  • Hij heeft de auto gewassen op zaterdag.
  • Zij heeft de kleren in de wasmachine gewassen.
  • We hebben de afwas gewassen na het eten.