beduchten

Conjugations List of Beduchten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbeduchtbeduchtteheb beducht
jij, je, ubeduchtbeduchttehebt beducht
hij, zij, hetbeduchtbeduchtteheeft beducht
wijbeduchtenbeduchttenhebben beducht
julliebeduchtenbeduchttenhebben beducht
zij, zebeduchtenbeduchttenhebben beducht

Presens
Beta

Example presens sentences for Beduchten with some of the pronouns.

  • Ik beducht het slechte weer.
  • Jij beducht de mogelijke gevolgen.
  • Hij beducht een nederlaag in de wedstrijd.
  • Wij beduchten de hoge kosten.
  • Zij beduchten voor verlies van hun baan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Beduchten with some of the pronouns.

  • Ik beduchte het slechte weer.
  • Jij beduchte de mogelijke gevolgen.
  • Hij beduchte een nederlaag in de wedstrijd.
  • Wij beduchten de hoge kosten.
  • Zij beduchten voor verlies van hun baan.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Beduchten with some of the pronouns.

  • Ik heb het slechte weer beducht.
  • Jij hebt de mogelijke gevolgen beducht.
  • Hij heeft een nederlaag in de wedstrijd beducht.
  • Wij hebben de hoge kosten beducht.
  • Zij hebben voor verlies van hun baan beducht.