zigzaggen

Conjugations List of Zigzaggen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzigzagzigzagdeheb gezigzagd
jij, je, uzigzagtzigzagdehebt gezigzagd
hij, zij, hetzigzagtzigzagdeheeft gezigzagd
wijzigzaggenzigzagdenhebben gezigzagd
julliezigzaggenzigzagdenhebben gezigzagd
zij, zezigzaggenzigzagdenhebben gezigzagd

Presens
Beta

Example presens sentences for Zigzaggen with some of the pronouns.

  • Ik zigzag
  • Jij/Jullie/U zigzagt/zigzaggen
  • Hij/Zij/Het zigzagt
  • Wij zigzaggen
  • Zij zigzaggen

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Zigzaggen with some of the pronouns.

  • Ik zigzagde
  • Jij/Jullie/U zigzagden
  • Hij/Zij/Het zigzagde
  • Wij zigzagden
  • Zij zigzagden

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Zigzaggen with some of the pronouns.

  • Ik heb ziggezegd
  • Jij/Jullie/U hebt/hebben ziggezegd
  • Hij/Zij/Het heeft ziggezegd
  • Wij hebben ziggezegd
  • Zij hebben ziggezegd