wegsnijden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | snij weg | sneed weg | heb weggesneden |
jij, je, u | snijdt weg | sneed weg | hebt weggesneden |
hij, zij, het | snijdt weg | sneed weg | heeft weggesneden |
wij | snijden weg | sneden weg | hebben weggesneden |
jullie | snijden weg | sneden weg | hebben weggesneden |
zij, ze | snijden weg | sneden weg | hebben weggesneden |
PresensBeta
Example presens sentences for Wegsnijden with some of the pronouns.
- Ik snijd de paprika's weg.
- Jij snijdt het touw weg.
- Hij snijdt de cake weg.
- Zij snijden de takken weg.
- We snijden de onkruid weg.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wegsnijden with some of the pronouns.
- Ik sneed de draad weg.
- Jij sneed de stof weg.
- Hij sneed de appel weg.
- Zij sneden de verpakking weg.
- We sneden de bloemen weg.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wegsnijden with some of the pronouns.
- Ik heb de wortels weggesneden.
- Jij hebt de foto's weggesneden.
- Hij heeft de bladeren weggesneden.
- Zij hebben de stukjes papier weggesneden.
- We hebben de overtollige delen weggesneden.