liquideren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | liquideer | liquideerde | heb geliquideerd |
jij, je, u | liquideert | liquideerde | hebt geliquideerd |
hij, zij, het | liquideert | liquideerde | heeft geliquideerd |
wij | liquideren | liquideerden | hebben geliquideerd |
jullie | liquideren | liquideerden | hebben geliquideerd |
zij, ze | liquideren | liquideerden | hebben geliquideerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Liquideren with some of the pronouns.
- Ik liquideer de financiële activa van het bedrijf.
- Jij liquideert je schulden bij de bank.
- Hij liquideert zijn zakelijke partnerschap.
- Zij liquideren de criminele organisatie.
- Wij liquideren de oude voorraad producten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Liquideren with some of the pronouns.
- Vroeger liquideerde ik de financiële activa van het bedrijf.
- Toen liquideerde jij je schulden bij de bank.
- Hij liquideerde vroeger zijn zakelijke partnerschap.
- In die tijd liquideerden zij de criminele organisatie.
- Vroeger liquideerden wij de oude voorraad producten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Liquideren with some of the pronouns.
- Ik heb de financiële activa van het bedrijf geliquideerd.
- Jij hebt je schulden bij de bank geliquideerd.
- Hij heeft zijn zakelijke partnerschap geliquideerd.
- Zij hebben de criminele organisatie geliquideerd.
- Wij hebben de oude voorraad producten geliquideerd.