aanzwepen

Conjugations List of Aanzwepen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzweep aanzweepte aanheb aangezweept
jij, je, uzweept aanzweepte aanhebt aangezweept
hij, zij, hetzweept aanzweepte aanheeft aangezweept
wijzwepen aanzweepten aanhebben aangezweept
julliezwepen aanzweepten aanhebben aangezweept
zij, zezwepen aanzweepten aanhebben aangezweept

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanzwepen with some of the pronouns.

  • Ik zweep de menigte aan tijdens het concert.
  • Jij zweept de sfeer op met je enthousiasme.
  • Hij/zij zwiept de vlammen aan in de open haard.
  • Wij zwepen de sporters op voor de wedstrijd.
  • Jullie zweepen de supporters aan met jullie gezang.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanzwepen with some of the pronouns.

  • Ik zweep de menigte aan tijdens het concert.
  • Jij zweepte de sfeer op met je enthousiasme.
  • Hij/zij zwiepte de vlammen aan in de open haard.
  • Wij zweepen de sporters aan voor de wedstrijd.
  • Jullie zwiepten de supporters aan met jullie gezang.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanzwepen with some of the pronouns.

  • Ik heb de menigte aangezweept tijdens het concert.
  • Jij hebt de sfeer opgezweept met je enthousiasme.
  • Hij/zij heeft de vlammen aangezwiept in de open haard.
  • Wij hebben de sporters opgezweept voor de wedstrijd.
  • Jullie hebben de supporters aangezweept met jullie gezang.