inboeten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | boet in | boette in | heb ingeboet |
jij, je, u | boet in | boette in | hebt ingeboet |
hij, zij, het | boet in | boette in | heeft ingeboet |
wij | boeten in | boetten in | hebben ingeboet |
jullie | boeten in | boetten in | hebben ingeboet |
zij, ze | boeten in | boetten in | hebben ingeboet |
PresensBeta
Example presens sentences for Inboeten with some of the pronouns.
- Ik boet in op mijn winst.
- Jij boet in op je uitgaven.
- Hij/Zij/Het boet in op zijn/haar/hun voorraad.
- Wij boeten in op onze vrije tijd.
- Jullie boeten in op jullie comfort.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inboeten with some of the pronouns.
- Ik boette in op mijn winst.
- Jij boette in op je uitgaven.
- Hij/Zij/Het boette in op zijn/haar/hun voorraad.
- Wij boetten in op onze vrije tijd.
- Jullie boetten in op jullie comfort.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inboeten with some of the pronouns.
- Ik heb ingeboet op mijn winst.
- Jij hebt ingeboet op je uitgaven.
- Hij/Zij/Het heeft ingeboet op zijn/haar/hun voorraad.
- Wij hebben ingeboet op onze vrije tijd.
- Jullie hebben ingeboet op jullie comfort.