respireren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | respireer | respireerde | heb gerespireerd |
jij, je, u | respireert | respireerde | hebt gerespireerd |
hij, zij, het | respireert | respireerde | heeft gerespireerd |
wij | respireren | respireerden | hebben gerespireerd |
jullie | respireren | respireerden | hebben gerespireerd |
zij, ze | respireren | respireerden | hebben gerespireerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Respireren with some of the pronouns.
- Ik respireer elke ochtend tijdens mijn yogasessie.
- Jij respireert rustig en diep om te ontspannen.
- Hij/Zij/Het respireert moeiteloos, zelfs tijdens het sporten.
- Wij respireren frisse lucht in het park.
- Jullie respiren altijd snel na een intensieve training.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Respireren with some of the pronouns.
- Vroeger respireerde ik met meer moeite.
- Toen ze jong was, respireerde ze oppervlakkig tijdens sportactiviteiten.
- Hij/Zij/Het respireerde onregelmatig toen hij/zij gestrest was.
- Wij respireerden diep tijdens de ontspanningsoefeningen.
- Jullie respireerden rustig terwijl jullie op de bank zaten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Respireren with some of the pronouns.
- Ik heb gerespireerd na de zware wandeling.
- Jij hebt diep gerespireerd voordat je het podium opging.
- Hij/Zij/Het heeft regelmatig gerespireerd voor meditatie.
- Wij hebben goed gerespireerd tijdens onze ademhalingsoefeningen.
- Jullie hebben langzaam gerespireerd om je hartslag te verlagen.