afheffen

Conjugations List of Afheffen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhef afhief afheb afgeheven
jij, je, uheft afhief afhebt afgeheven
hij, zij, hetheft afhief afheeft afgeheven
wijheffen afhieven afhebben afgeheven
jullieheffen afhieven afhebben afgeheven
zij, zeheffen afhieven afhebben afgeheven

Presens
Beta

Example presens sentences for Afheffen with some of the pronouns.

  • Ik hef de beperkingen op.
  • Jij heft de beperkingen op.
  • Hij/Zij heft de beperkingen op.
  • Wij heffen de beperkingen op.
  • Jullie heffen de beperkingen op.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afheffen with some of the pronouns.

  • Ik hief de beperkingen op.
  • Jij hief de beperkingen op.
  • Hij/Zij hief de beperkingen op.
  • Wij hieven de beperkingen op.
  • Jullie hieven de beperkingen op.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afheffen with some of the pronouns.

  • Ik heb de beperkingen opgeheven.
  • Jij hebt de beperkingen opgeheven.
  • Hij/Zij heeft de beperkingen opgeheven.
  • Wij hebben de beperkingen opgeheven.
  • Jullie hebben de beperkingen opgeheven.