beknorren

Conjugations List of Beknorren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbeknorbeknordeheb beknord
jij, je, ubeknortbeknordehebt beknord
hij, zij, hetbeknortbeknordeheeft beknord
wijbeknorrenbeknordenhebben beknord
julliebeknorrenbeknordenhebben beknord
zij, zebeknorrenbeknordenhebben beknord

Presens
Beta

Example presens sentences for Beknorren with some of the pronouns.

  • Ik beknor de leerling omdat hij te laat is.
  • Jij beknot de hond als hij begint te blaffen.
  • Hij beknot zijn kinderen wanneer ze niet luisteren.
  • Wij beknorren onze buurman vanwege zijn luidruchtige feestjes.
  • Jullie beknorren de ober omdat het eten koud is.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Beknorren with some of the pronouns.

  • Ik beknorde de leerling omdat hij te laat was.
  • Jij beknorde de hond toen hij begon te blaffen.
  • Hij beknorde zijn kinderen toen ze niet luisterden.
  • Wij beknorden onze buurman vanwege zijn luidruchtige feestjes.
  • Jullie beknorden de ober omdat het eten koud was.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Beknorren with some of the pronouns.

  • Ik heb de leerling beknot omdat hij te laat was.
  • Jij hebt de hond beknot toen hij begon te blaffen.
  • Hij heeft zijn kinderen beknot toen ze niet luisterden.
  • Wij hebben onze buurman beknot vanwege zijn luidruchtige feestjes.
  • Jullie hebben de ober beknot omdat het eten koud was.