pianospelen

Conjugations List of Pianospelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspeel pianospeelde pianoheb pianogespeeld
jij, je, uspeelt pianospeelde pianohebt pianogespeeld
hij, zij, hetspeelt pianospeelde pianoheeft pianogespeeld
wijspelen pianospeelden pianohebben pianogespeeld
julliespelen pianospeelden pianohebben pianogespeeld
zij, zespelen pianospeelden pianohebben pianogespeeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Pianospelen with some of the pronouns.

  • Ik speel piano in mijn vrije tijd.
  • Hij speelt piano als een professional.
  • Zij spelen elke avond samen piano.
  • We spelen al jarenlang piano in dit orkest.
  • Jullie spelen altijd zo goed piano!

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Pianospelen with some of the pronouns.

  • Vroeger speelde ik vaak piano bij mijn grootouders.
  • Toen ik jong was, speelde ik graag piano.
  • Hij speelde piano terwijl zij zong.
  • We speelden piano tijdens de familiebijeenkomst.
  • Jullie speelden al die bekende nummers op de piano.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Pianospelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren piano gespeeld op het feest.
  • Hij heeft al meerdere concerten piano gespeeld.
  • Zij hebben vorige maand een prijs gewonnen met pianospelen.
  • We hebben deze melodie al eerder piano gespeeld.
  • Jullie hebben de hele dag piano gespeeld.