glippen

Conjugations List of Glippen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikglipglipteben geglipt
jij, je, ugliptgliptebent geglipt
hij, zij, hetgliptglipteis geglipt
wijglippengliptenzijn geglipt
jullieglippengliptenzijn geglipt
zij, zeglippengliptenzijn geglipt

Presens
Beta

Example presens sentences for Glippen with some of the pronouns.

  • Ik glip door de menigte.
  • Jij glipt snel weg als ik je zie.
  • Hij glipt altijd uit lastige situaties.
  • Wij glippen stiekem het feest binnen.
  • Zij glippen onopgemerkt de kamer uit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Glippen with some of the pronouns.

  • Ik glipte door de menigte.
  • Jij glipte snel weg toen ik je zag.
  • Hij glipte altijd uit lastige situaties.
  • Wij glipten stiekem het feest binnen.
  • Zij glipten onopgemerkt de kamer uit.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Glippen with some of the pronouns.

  • Ik ben door de menigte geglipt.
  • Jij bent snel weggeglipt toen ik je zag.
  • Hij is altijd uit lastige situaties weggeglipt.
  • Wij zijn stiekem het feest binnengeglipt.
  • Zij zijn onopgemerkt de kamer uitgeglipt.