wegbranden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | brand weg | brandde weg | heb weggebrand |
jij, je, u | brandt weg | brandde weg | hebt weggebrand |
hij, zij, het | brandt weg | brandde weg | heeft weggebrand |
wij | branden weg | brandden weg | hebben weggebrand |
jullie | branden weg | brandden weg | hebben weggebrand |
zij, ze | branden weg | brandden weg | hebben weggebrand |
Presens
Example presens sentences for Wegbranden with some of the pronouns.
- Ik brand de papieren weg.
- Jij brandt de takken weg.
- Hij brandt het afval weg.
- Zij branden de oude foto's weg.
- We branden het hout weg.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Wegbranden with some of the pronouns.
- Ik brandde de papieren weg.
- Jij brandde de takken weg.
- Hij brandde het afval weg.
- Zij brandden de oude foto's weg.
- We brandden het hout weg.
Perfectum
Example perfectum sentences for Wegbranden with some of the pronouns.
- Ik heb de papieren weggebrand.
- Jij hebt de takken weggebrand.
- Hij heeft het afval weggebrand.
- Zij hebben de oude foto's weggebrand.
- We hebben het hout weggebrand.