slibberen

Conjugations List of Slibberen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikslibberslibberdeheb geslibberd
jij, je, uslibbertslibberdehebt geslibberd
hij, zij, hetslibbertslibberdeheeft geslibberd
wijslibberenslibberdenhebben geslibberd
jullieslibberenslibberdenhebben geslibberd
zij, zeslibberenslibberdenhebben geslibberd

Presens
Beta

Example presens sentences for Slibberen with some of the pronouns.

  • Ik slibber door de modderige paden.
  • Jij slibbert op het ijs.
  • Hij slibbert uit op de natte vloer.
  • Wij slibberen voorzichtig over de gladde keien.
  • Zij slibberen onhandig op hun gladde schoenen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Slibberen with some of the pronouns.

  • Vroeger slibberde ik vaak op mijn fiets in de regen.
  • Toen ik jong was, slibberde ik altijd op mijn ijsschaatsen.
  • Hij slibberde overal waar hij ging.
  • Wij slibberden angstig langs de steile helling.
  • Zij slibberden onbeholpen over de besneeuwde straat.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Slibberen with some of the pronouns.

  • Ik ben uitgegleden toen ik over het bevroren meer liep.
  • Jij bent weggeslibberd op de natte tegels.
  • Hij is bijna gevallen toen hij over de glibberige brug liep.
  • Wij zijn uitgegleden tijdens onze wandeling in het bos.
  • Zij zijn weggeslibberd op de spekgladde weg.