wederkeren

Conjugations List of Wederkeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkeer wederkeerde wederben wedergekeerd
jij, je, ukeert wederkeerde wederbent wedergekeerd
hij, zij, hetkeert wederkeerde wederis wedergekeerd
wijkeren wederkeerden wederzijn wedergekeerd
julliekeren wederkeerden wederzijn wedergekeerd
zij, zekeren wederkeerden wederzijn wedergekeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Wederkeren with some of the pronouns.

  • Ik keer regelmatig terug naar mijn geboorteland.
  • Jij keert altijd terug naar dezelfde vakantiebestemming.
  • Hij/Zij/Ze keert snel terug na zijn/haar lunchpauze.
  • Wij keren vaak terug naar dit café.
  • Jullie keren graag terug naar jullie favoriete restaurant.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wederkeren with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, keerde ik altijd terug naar mijn grootouders in de zomer.
  • Vroeger keerden we elk jaar terug naar hetzelfde vakantiepark.
  • Hij/Zij/Ze keerde altijd terug naar het ouderlijk huis tijdens de feestdagen.
  • In die tijd keerden we regelmatig terug naar dat charmante dorpje.
  • Jullie keerden vroeger vaak terug naar die romantische plek.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wederkeren with some of the pronouns.

  • Ik ben vorige week teruggekeerd van mijn reis naar Spanje.
  • Jij bent al meerdere keren teruggekeerd naar deze stad.
  • Hij/Zij/Ze is gisteren teruggekeerd van zijn/haar zakenreis.
  • Wij zijn na een lange vakantie teruggekeerd naar huis.
  • Jullie zijn net teruggekeerd van jullie familiebezoek.