achteromzien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zie achterom | zag achterom | heb achteromgezien |
jij, je, u | ziet achterom | zag achterom | hebt achteromgezien |
hij, zij, het | ziet achterom | zag achterom | heeft achteromgezien |
wij | zien achterom | zagen achterom | hebben achteromgezien |
jullie | zien achterom | zagen achterom | hebben achteromgezien |
zij, ze | zien achterom | zagen achterom | hebben achteromgezien |
PresensBeta
Example presens sentences for Achteromzien with some of the pronouns.
- Ik kijk achterom naar mijn jeugd.
- Jij kijkt achterom voordat je de straat oversteekt.
- Hij/zij kijkt achterom om te zien wie er binnenkomt.
- Wij kijken achterom naar wat we hebben bereikt.
- Jullie kijken achterom naar jullie fouten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Achteromzien with some of the pronouns.
- Toen ik achteromkeek, zag ik een bekend gezicht.
- Vroeger keek ik altijd achterom voordat ik vertrok.
- Hij/zij keek vaak achterom om te controleren of alles in orde was.
- Wij keken regelmatig achterom en beseften wat we hadden.
- Jullie keken achterom en realiseerden je dat het anders moest.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Achteromzien with some of the pronouns.
- Ik heb achteromgekeken voordat ik de beslissing nam.
- Jij hebt achteromgekeken en zag dat niemand je volgde.
- Hij/zij heeft achteromgekeken en zich afgevraagd waarom.
- Wij hebben achteromgekeken en spijt gevoeld.
- Jullie hebben achteromgekeken en gezien hoe ver we zijn gekomen.