verpolitieken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verpolitiek | verpolitiekte | heb verpolitiekt |
jij, je, u | verpolitiekt | verpolitiekte | hebt verpolitiekt |
hij, zij, het | verpolitiekt | verpolitiekte | heeft verpolitiekt |
wij | verpolitieken | verpolitiekten | hebben verpolitiekt |
jullie | verpolitieken | verpolitiekten | hebben verpolitiekt |
zij, ze | verpolitieken | verpolitiekten | hebben verpolitiekt |
PresensBeta
Example presens sentences for Verpolitieken with some of the pronouns.
- Ik verpolitiek.
- Jij verpolitiekt.
- Hij/Zij verpolitiekt.
- Wij verpolitieken.
- Jullie verpolitieken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verpolitieken with some of the pronouns.
- Ik verpolitiekte.
- Jij verpolitiekte.
- Hij/Zij verpolitiekte.
- Wij verpolitiekten.
- Jullie verpolitiekten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verpolitieken with some of the pronouns.
- Ik heb verpolitiekt.
- Jij hebt verpolitiekt.
- Hij/Zij heeft verpolitiekt.
- Wij hebben verpolitiekt.
- Jullie hebben verpolitiekt.