verviervoudigen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verviervoudig | verviervoudigde | heb verviervoudigd |
jij, je, u | verviervoudigt | verviervoudigde | hebt verviervoudigd |
hij, zij, het | verviervoudigt | verviervoudigde | heeft verviervoudigd |
wij | verviervoudigen | verviervoudigden | hebben verviervoudigd |
jullie | verviervoudigen | verviervoudigden | hebben verviervoudigd |
zij, ze | verviervoudigen | verviervoudigden | hebben verviervoudigd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verviervoudigen with some of the pronouns.
- Ik verviervoudig het aantal appels in de fruitmand.
- Jij verviervoudigt je inzet voor deze taak.
- Hij/Zij verviervoudigt de hoeveelheid suiker in het recept.
- Wij verviervoudigen onze inspanningen om het probleem op te lossen.
- Zij verviervoudigen hun winst met deze nieuwe strategie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verviervoudigen with some of the pronouns.
- Vroeger verviervoudigde ik mijn spaargeld elke maand.
- Toen ik jonger was, verviervoudigden we altijd het aantal gasten tijdens feestjes.
- In die periode verviervoudigde de prijs van benzine binnen enkele maanden.
- Tijdens de economische crisis verviervoudigden de werkloosheidscijfers.
- Elke keer dat ik deze oefening deed, verviervoudigde ik het gewicht dat ik kon tillen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verviervoudigen with some of the pronouns.
- Ik heb het aantal verkochte eenheden verviervoudigd.
- Jij hebt je prestaties aanzienlijk verviervoudigd.
- Hij/Zij heeft de investering terugverdiend en verviervoudigd.
- Wij hebben de omzet in korte tijd verviervoudigd.
- Zij hebben hun productiecapaciteit succesvol verviervoudigd.