recombineren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | recombineer | recombineerde | heb gerecombineerd |
jij, je, u | recombineert | recombineerde | hebt gerecombineerd |
hij, zij, het | recombineert | recombineerde | heeft gerecombineerd |
wij | recombineren | recombineerden | hebben gerecombineerd |
jullie | recombineren | recombineerden | hebben gerecombineerd |
zij, ze | recombineren | recombineerden | hebben gerecombineerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Recombineren with some of the pronouns.
- Ik recombineer DNA in het laboratorium.
- Jij recombineert genen om nieuwe eigenschappen te creëren.
- Hij/Zij/Het recombineren bacteriën voor wetenschappelijk onderzoek.
- Wij recombineren de codes om een efficiëntere oplossing te vinden.
- Jullie recombineren de ingrediënten om een nieuw recept te maken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Recombineren with some of the pronouns.
- Vroeger recombineren we genetisch materiaal met de hand.
- Toen ik jong was, recombineren ik vaak verschillende elementen.
- De wetenschappers recombineren dagelijks bacteriën voor hun experimenten.
- In die tijd recombineren we de DNA-sequenties zonder geautomatiseerde methoden.
- Als studenten recombineren we voortdurend concepten uit verschillende vakken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Recombineren with some of the pronouns.
- Ik heb DNA gerecombineerd voor mijn experiment.
- Jij hebt al eerder genen gerecombineerd in jouw onderzoek.
- Hij/Zij/Het heeft bacteriën gerecombineerd om mutaties te bestuderen.
- Wij hebben de codes gerecombineerd en een beter resultaat behaald.
- Jullie hebben succesvol de ingrediënten gerecombineerd voor het nieuwe gerecht.