sniffelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sniffel | sniffelde | heb gesniffeld |
jij, je, u | sniffelt | sniffelde | hebt gesniffeld |
hij, zij, het | sniffelt | sniffelde | heeft gesniffeld |
wij | sniffelen | sniffelden | hebben gesniffeld |
jullie | sniffelen | sniffelden | hebben gesniffeld |
zij, ze | sniffelen | sniffelden | hebben gesniffeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Sniffelen with some of the pronouns.
- Ik sniffel vaak als ik verkouden ben.
- Jij sniffelt altijd als je hooikoorts hebt.
- Hij/zij/het sniffelt luidruchtig tijdens de film.
- Wij sniffelen graag aan bloemen in de tuin.
- Jullie sniffelen als jullie peper eten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Sniffelen with some of the pronouns.
- Ik sniffelde vroeger veel tijdens het pollenseizoen.
- Jij sniffelde altijd als je verkouden was.
- Hij/zij/het sniffelde zachtjes terwijl hij/zij sliep.
- Wij sniffelden samen aan alle bloemen op de markt.
- Jullie sniffelden nieuwsgierig aan de kruidenpotjes.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Sniffelen with some of the pronouns.
- Ik heb gesniffeld toen ik de bloemen rook.
- Jij hebt al eens gesniffeld aan deze geurkaars.
- Hij/zij/het heeft gisteren gesniffeld in het parfumerieschap.
- Wij hebben vaak gesniffeld aan verschillende wierooksoorten.
- Jullie hebben net gesniffeld aan de specerijen.