beschrijden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | beschrijd | beschreed | heb beschreden |
jij, je, u | beschrijdt | beschreed | hebt beschreden |
hij, zij, het | beschrijdt | beschreed | heeft beschreden |
wij | beschrijden | beschreden | hebben beschreden |
jullie | beschrijden | beschreden | hebben beschreden |
zij, ze | beschrijden | beschreden | hebben beschreden |
PresensBeta
Example presens sentences for Beschrijden with some of the pronouns.
- Ik beschrijd de situatie.
- Jij beschrijdt het probleem.
- Hij/Zij beschrijdt de gebeurtenissen.
- Wij beschrijden de oplossing.
- Zij beschrijden hun ervaringen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Beschrijden with some of the pronouns.
- Ik beschreed de situatie.
- Jij beschreed het probleem.
- Hij/Zij beschreed de gebeurtenissen.
- Wij beschreden de oplossing.
- Zij beschreden hun ervaringen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Beschrijden with some of the pronouns.
- Ik heb de situatie beschreden.
- Jij hebt het probleem beschreden.
- Hij/Zij heeft de gebeurtenissen beschreden.
- Wij hebben de oplossing beschreden.
- Zij hebben hun ervaringen beschreden.