onthaasten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | onthaast | onthaastte | heb onthaast |
jij, je, u | onthaast | onthaastte | hebt onthaast |
hij, zij, het | onthaast | onthaastte | heeft onthaast |
wij | onthaasten | onthaastten | hebben onthaast |
jullie | onthaasten | onthaastten | hebben onthaast |
zij, ze | onthaasten | onthaastten | hebben onthaast |
PresensBeta
Example presens sentences for Onthaasten with some of the pronouns.
- Ik onthaast elke ochtend met een kopje thee.
- Jij onthaast door regelmatig te mediteren.
- Hij onthaast door lange wandelingen in de natuur te maken.
- Wij onthaasten door quality time met onze familie door te brengen.
- Zij onthaasten door een boek te lezen voor het slapengaan.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Onthaasten with some of the pronouns.
- Vroeger onthaastte ik door urenlang in de tuin te werken.
- Toen ik jong was, onthaastte ik met mijn vrienden op het strand.
- Hij onthaastte regelmatig door in zijn eentje te gaan fietsen.
- Wij onthaastten vaak door uitgebreid te koken en te genieten van lekker eten.
- Zij onthaastten altijd door samen te gaan dansen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Onthaasten with some of the pronouns.
- Ik heb onthaast na een stressvolle werkweek.
- Jij hebt onthaast tijdens je vakantie in Frankrijk.
- Hij heeft onthaast sinds hij begonnen is met yoga.
- Wij hebben onthaast na het afronden van ons project.
- Zij hebben onthaast na het behalen van hun examens.