visiteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | visiteer | visiteerde | heb gevisiteerd |
jij, je, u | visiteert | visiteerde | hebt gevisiteerd |
hij, zij, het | visiteert | visiteerde | heeft gevisiteerd |
wij | visiteren | visiteerden | hebben gevisiteerd |
jullie | visiteren | visiteerden | hebben gevisiteerd |
zij, ze | visiteren | visiteerden | hebben gevisiteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Visiteren with some of the pronouns.
- Ik visiteer regelmatig musea in mijn vrije tijd.
- Jij visiteert de patiënten in het ziekenhuis als verpleegkundige.
- Hij visiteert zijn familie elke zomer in Frankrijk.
- Wij visiteren graag nieuwe restaurants om te proeven van verschillende gerechten.
- Jullie visiteeren de bezienswaardigheden in Amsterdam tijdens jullie vakantie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Visiteren with some of the pronouns.
- Vroeger visiteerde ik vaak musea met mijn ouders.
- Toen ik nog in het ziekenhuis werkte, visiteerde ik dagelijks de patiënten.
- Hij visiteerde zijn familie elk jaar in Frankrijk toen hij jong was.
- Wij visiteerden altijd dezelfde restaurants omdat we er zo van genoten.
- Als kind visiteerden wij regelmatig de dierentuin op zondagmiddag.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Visiteren with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren een museum gevisiteerd en het was erg interessant.
- Jij hebt vorige week de patiënten in het ziekenhuis gevisiteerd.
- Hij heeft zijn familie afgelopen maand in Frankrijk gevisiteerd.
- Wij hebben al veel restaurants gevisiteerd en heerlijk gegeten.
- Jullie hebben alle bekende bezienswaardigheden in Amsterdam gevisiteerd tijdens jullie vakantie.