weeromkomen

Conjugations List of Weeromkomen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkom weeromkwam weeromben weeromgekomen
jij, je, ukomt weeromkwam weerombent weeromgekomen
hij, zij, hetkomt weeromkwam weeromis weeromgekomen
wijkomen weeromkwamen weeromzijn weeromgekomen
julliekomen weeromkwamen weeromzijn weeromgekomen
zij, zekomen weeromkwamen weeromzijn weeromgekomen

Presens
Beta

Example presens sentences for Weeromkomen with some of the pronouns.

  • We komen weerom na school.
  • De gasten komen weerom voor het avondeten.
  • Wanneer komen jullie weerom van vakantie?
  • Ik kom weerom bij je langs na mijn werk.
  • De trein komt weerom op het station.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Weeromkomen with some of the pronouns.

  • Toen ik binnenkwam, kwam zij weerom.
  • We wilden eerst vertrekken, maar we kwamen toch weerom.
  • Vroeger kwamen we altijd weerom voor het donker werd.
  • Terwijl het begon te regenen, kwamen we weerom in het huis.
  • Elke dag om dezelfde tijd kwam hij weerom.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Weeromkomen with some of the pronouns.

  • Ik ben weeromgekomen nadat ik de boodschappen had gedaan.
  • We zijn vorige week weeromgekomen van onze reis naar Frankrijk.
  • Na een lange wandeling zijn we eindelijk weeromgekomen.
  • Hij is net weeromgekomen van zijn zakenreis.
  • Nadat ze haar familie heeft bezocht, is ze weeromgekomen.