verlekkeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verlekker | verlekkerde | heb verlekkerd |
jij, je, u | verlekkert | verlekkerde | hebt verlekkerd |
hij, zij, het | verlekkert | verlekkerde | heeft verlekkerd |
wij | verlekkeren | verlekkerden | hebben verlekkerd |
jullie | verlekkeren | verlekkerden | hebben verlekkerd |
zij, ze | verlekkeren | verlekkerden | hebben verlekkerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verlekkeren with some of the pronouns.
- Ik verlekker me op een heerlijk stuk taart.
- Jij verlekkert je aan de mooie uitzichten.
- Hij verlekkert zich op exotisch eten.
- Wij verlekkeren ons op een gezellig diner.
- Zij verlekkeren zich op luxe vakanties.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verlekkeren with some of the pronouns.
- Ik verlekkerde me altijd aan zelfgemaakte koekjes.
- Jij verlekkerde je vroeger aan ijsjes in de zomer.
- Hij verlekkerde zich als kind aan snoepjes.
- Wij verlekkerden ons aan de geur van versgebakken brood.
- Zij verlekkerden zich aan de eindeloze buffetten tijdens vakanties.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verlekkeren with some of the pronouns.
- Ik heb me verlekkerd aan die verrukkelijke chocolade.
- Jij hebt je verlekkerd aan al die lekkernijen.
- Hij heeft zich verlekkerd aan de smaakvolle gerechten.
- Wij hebben ons verlekkerd aan de lokale specialiteiten.
- Zij hebben zich verlekkerd aan de overheerlijke desserts.