ouwehoeren

Conjugations List of Ouwehoeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikouwehoerouwehoerdeheb geouwehoerd
jij, je, uouwehoertouwehoerdehebt geouwehoerd
hij, zij, hetouwehoertouwehoerdeheeft geouwehoerd
wijouwehoerenouwehoerdenhebben geouwehoerd
jullieouwehoerenouwehoerdenhebben geouwehoerd
zij, zeouwehoerenouwehoerdenhebben geouwehoerd

Presens

Example presens sentences for Ouwehoeren with some of the pronouns.

  • Ik ouwehoer graag met mijn vrienden.
  • Jij ouwehoert altijd over politiek.
  • Hij ouwehoert vaak tijdens de les.
  • Zij ouwehoeren veel over sport.
  • Wij ouwehoeren gezellig in het café.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Ouwehoeren with some of the pronouns.

  • Vroeger ouwehoerde ik veel met mijn broers en zussen.
  • Toen ik jong was, ouwehoerde ik regelmatig op straat.
  • Hij ouwehoerde altijd over zijn favoriete band.
  • Zij ouwehoerden vroeger elke dag op het schoolplein.
  • Wij ouwehoerden vaak tijdens de lange treinreizen.

Perfectum

Example perfectum sentences for Ouwehoeren with some of the pronouns.

  • Ik heb ouwehoerd met mijn buurman.
  • Jij hebt altijd over van alles en nog wat ouwehoerd.
  • Hij heeft gisteren weer flink ouwehoerd.
  • Zij hebben langdurig ouwehoerd over hun vakantieplannen.
  • Wij hebben al urenlang ouwehoerd over films.