profeteren

Conjugations List of Profeteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikprofeteerprofeteerdeheb geprofeteerd
jij, je, uprofeteertprofeteerdehebt geprofeteerd
hij, zij, hetprofeteertprofeteerdeheeft geprofeteerd
wijprofeterenprofeteerdenhebben geprofeteerd
jullieprofeterenprofeteerdenhebben geprofeteerd
zij, zeprofeterenprofeteerdenhebben geprofeteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Profeteren with some of the pronouns.

  • Ik profeteer over de toekomst van technologie.
  • Jij profeteert vaak over politieke gebeurtenissen.
  • Hij/Zij profeteert dat het goed zal aflopen.
  • Wij profeteren over de economische groei.
  • Zij profeteren dat er grote veranderingen zullen plaatsvinden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Profeteren with some of the pronouns.

  • Ik profeteerde vaak over de toekomst van de samenleving.
  • Jij profeteerde regelmatig over wereldwijde ontwikkelingen.
  • Hij/Zij profeteerde dat er moeilijke tijden zouden aanbreken.
  • Wij profeteerden in het verleden vaak over belangrijke gebeurtenissen.
  • Zij profeteerden dat deze situatie uiteindelijk zou veranderen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Profeteren with some of the pronouns.

  • Ik heb geprofeteerd dat dit zou gebeuren.
  • Jij hebt al eerder geprofeteerd over deze kwestie.
  • Hij/Zij heeft een belangrijke gebeurtenis correct geprofeteerd.
  • Wij hebben meerdere keren geprofeteerd dat dit moment zou komen.
  • Zij hebben verschillende scenario's geprofeteerd, maar geen ervan kwam uit.