niëlleren

Conjugations List of Niëlleren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikniëlleerniëlleerdeheb geniëlleerd
jij, je, uniëlleertniëlleerdehebt geniëlleerd
hij, zij, hetniëlleertniëlleerdeheeft geniëlleerd
wijniëllerenniëlleerdenhebben geniëlleerd
jullieniëllerenniëlleerdenhebben geniëlleerd
zij, zeniëllerenniëlleerdenhebben geniëlleerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Niëlleren with some of the pronouns.

  • Ik nielleren elke dag.
  • Jij nielleren goed.
  • Hij/Zij/Het nielleren snel.
  • Wij nielleren samen.
  • Jullie nielleren graag.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Niëlleren with some of the pronouns.

  • Ik niellerde vroeger veel.
  • Jij niellerde goed in die tijd.
  • Hij/Zij/Het niellerde altijd met plezier.
  • Wij niellerden regelmatig samen.
  • Jullie niellerden vaak op school.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Niëlleren with some of the pronouns.

  • Ik heb geniellerd gisteren.
  • Jij hebt goed geniellerd.
  • Hij/Zij/Het heeft snel geniellerd.
  • Wij hebben samen geniellerd.
  • Jullie hebben graag geniellerd.