schuinen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schuin | schuinde | heb geschuind |
jij, je, u | schuint | schuinde | hebt geschuind |
hij, zij, het | schuint | schuinde | heeft geschuind |
wij | schuinen | schuinden | hebben geschuind |
jullie | schuinen | schuinden | hebben geschuind |
zij, ze | schuinen | schuinden | hebben geschuind |
PresensBeta
Example presens sentences for Schuinen with some of the pronouns.
- Ik schuin af naar rechts.
- Jij schuint de lijnen in je tekening.
- Hij schuint zijn hoofd als hij lacht.
- Wij schuinen het dak van het huis.
- Zij schuinen de planken voor het project.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Schuinen with some of the pronouns.
- Ik schuinde af naar rechts.
- Jij schuinde de lijnen in je tekening.
- Hij schuinde zijn hoofd als hij lachte.
- Wij schuinden het dak van het huis.
- Zij schuinden de planken voor het project.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Schuinen with some of the pronouns.
- Ik heb afgeschuind naar rechts.
- Jij hebt de lijnen in je tekening geschuind.
- Hij heeft zijn hoofd geschuind toen hij lachte.
- Wij hebben het dak van het huis geschuind.
- Zij hebben de planken voor het project geschuind.