zegelen

Conjugations List of Zegelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzegelzegeldeheb gezegeld
jij, je, uzegeltzegeldehebt gezegeld
hij, zij, hetzegeltzegeldeheeft gezegeld
wijzegelenzegeldenhebben gezegeld
julliezegelenzegeldenhebben gezegeld
zij, zezegelenzegeldenhebben gezegeld