vertuisen

Conjugations List of Vertuisen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvertuisvertuisteheb vertuist
jij, je, uvertuistvertuistehebt vertuist
hij, zij, hetvertuistvertuisteheeft vertuist
wijvertuisenvertuistenhebben vertuist
jullievertuisenvertuistenhebben vertuist
zij, zevertuisenvertuistenhebben vertuist

Presens
Beta

Example presens sentences for Vertuisen with some of the pronouns.

  • Ik vertuis vandaag naar het strand.
  • Jij vertuist regelmatig naar de stad.
  • Hij/zij vertuist met de trein naar zijn/haar werk.
  • Wij vertuisen graag naar de bergen om te wandelen.
  • Zij vertuisen naar het buitenland voor hun vakantie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vertuisen with some of the pronouns.

  • Vroeger vertuiste ik altijd met de fiets naar school.
  • Toen we jong waren, vertuisten we vaak naar de speeltuin.
  • In die tijd vertuiste hij/zij elke zomer naar dezelfde camping.
  • Wij vertuisten vroeger naar onze grootouders op het platteland.
  • Als kinderen vertuisten we naar het zwembad op warme dagen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vertuisen with some of the pronouns.

  • Ik ben vorige week naar Parijs vertuisd.
  • Jij hebt al meerdere keren naar die stad vertuisd.
  • Hij/zij is gisteren naar een nieuwe stad vertuisd.
  • Wij zijn onlangs naar een prachtige locatie vertuisd.
  • Zij hebben vorig jaar naar een ander land vertuisd.