vermanen

Conjugations List of Vermanen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvermaanvermaandeheb vermaand
jij, je, uvermaantvermaandehebt vermaand
hij, zij, hetvermaantvermaandeheeft vermaand
wijvermanenvermaandenhebben vermaand
jullievermanenvermaandenhebben vermaand
zij, zevermanenvermaandenhebben vermaand

Presens
Beta

Example presens sentences for Vermanen with some of the pronouns.

  • Ik vermaan mijn studenten om hun huiswerk te maken.
  • Jij vermaant je vrienden om op tijd te komen.
  • Hij vermaant zijn kinderen om beleefd te zijn.
  • Wij vermanen de medewerkers om veiligheidsprocedures te volgen.
  • Zij vermanen de leerlingen om respectvol met elkaar om te gaan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vermanen with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, vermaande mijn moeder me altijd om mijn kamer op te ruimen.
  • Vroeger vermaande de leraar ons streng als we onze huiswerk niet gedaan hadden.
  • Het bedrijf vermaande de werknemers regelmatig voor het overtreden van de regels.
  • Tijdens de vergadering vermaande de directeur de medewerkers om meer inzet te tonen.
  • In het verleden werden mensen vaak openbaar vermaand voor hun wangedrag.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vermanen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn leerling vorige week vermaand voor zijn gedrag.
  • Jij hebt je collega al eerder vermaand over zijn slordigheid.
  • Hij heeft haar herhaaldelijk vermaand om punctueel te zijn.
  • Wij hebben de werknemers meerdere keren vermaand voor hun ongehoorzaamheid.
  • Zij hebben de kinderen streng vermaand voor hun gebrek aan discipline.